VaardighedenAlle skills die je moet ontwikkelen binnen Open-ICT
Juiste kennis ontwikkelen
Niveau 1

Student bepaalt welke kennis ontbreekt en stelt daarvoor learning stories/tasks met learning doelen op. Student toont aan welke bronnen zijn gebruikt en welke kennis is ontwikkeld. Student past deze kennis toe in producten/deliverables en draagt deze kennis over aan peers.

Niveau 2

Student kijkt naar gangbare en toepasselijke kennis en technieken in het beroepenveld, maakt het zich eigen en deelt deze kennis aan peers en experts. Student laat zien om te kunnen gaan met tegenstrijdigheden in beschikbare informatie (bronnen).

Niveau 3

Student kijkt naar innovatieve kennis en technieken in het beroepenveld, maakt deze zich eigen en deelt deze kennis aan peers en experts.

Niveau 4

Student combineert verschillende kennis bronnen om nieuwe kennis voor het beroepenveld te ontwikkelen.

Kwalitatief product maken
Niveau 1

Student stelt acceptatie- en kwaliteitscriteria op voor de producten/deliverables met bronnen en argumentatie. Student toont aan hoe deze criteria zijn toegepast op het product. Student laat zien dat bij het opstellen van de criteria rekening is gehouden met toegankelijkheid en gegevensbescherming. Student laat zien in staat te zijn om producten op HBO-i niveau 1 te kunnen opleveren.

Niveau 2

Student neemt de waarde van het product voor de directe stakeholders mee in het opstellen van de acceptatiecriteria. Student laat zien dat bij het opstellen van criteria rekening gehouden is met testen, duurzaamheid, overdraagbaarheid, inclusiviteit en security. Student laat zien in staat te zijn om producten op HBO-i niveau 2 te kunnen opleveren.

Niveau 3

Student neemt de waarde van het product voor de indirecte stakeholders mee in het opstellen van de acceptatiecriteria. Student laat zien dat bij het opstellen van criteria rekening is gehouden met schaalbaarheid en onderhoudbaarheid van de oplossing en ethische aspecten van de oplossing. Student laat zien in staat te zijn om producten op HBO-i niveau 3 te kunnen opleveren.

Niveau 4

Student laat zien dat bij het opstellen van criteria rekening is gehouden met wetenschappelijke standaarden en de gekozen strategie. Student laat zien in staat te zijn om producten op HBO-i niveau 4 te kunnen opleveren welke zijn onderbouwd vanuit huidige geaccepteerde wetenschappelijke inzichten.

Overzicht creëren
Niveau 1

Student staat stil bij uitdagingen en laat zien nagedacht te hebben over de mogelijke aanpakken voor een oplossing. Student toont aan welke bronnen daarbij zijn gebruikt.

Niveau 2

Student laat zien dat op voor het product cruciale uitdagingen door middel van research stories/tasks methodisch mogelijke aanpakken zijn gevonden. Hiervoor stelt de student research stories/tasks op met bijbehorende en toepasselijke onderzoeksmethode.

Niveau 3

Student houdt rekening met aspecten komend uit SDGs en ethiek bij het methodische komen tot een aanpak voor een oplossing.

Niveau 4

Student houdt rekening met aspecten komende uit het beroepenveld, maatschappij en wetenschap bij het methodische komen tot een aanpak voor een oplossing.

Kritisch oordelen
Niveau 1

Student stelt de criteria op om een keuze te kunnen maken uit de mogelijke aanpakken. Student vergelijkt de mogelijke aanpakken aan de hand van de gestelde criteria.

Niveau 2

Student laat zien dat op voor het product cruciale uitdaging door middel van research stories/tasks methodisch en onderbouwd een keuze wordt gemaakt op basis van vooraf opgestelde criteria. Student is in staat om gangbare normen, praktijken en meningen ter discussie te stellen.

Niveau 3

Student laat zien dat bij het opstellen van de criteria waarop beslissingen zijn genomen rekening wordt gehouden met de bedrijfscontext, SDGs en ethische afwegingen. De student laat zien kritisch te zijn richting de opdracht, de opdrachtrichting en de oplossingsruimte waarbij er aandacht is voor de vraag achter vraag. Student is in staat om gangbare normen, praktijken en meningen uit te dagen.

Niveau 4

Student laat zien dat bij het opstellen van de criteria waarop beslissingen zijn genomen rekening wordt gehouden met het beroepenveld, maatschappij en wetenschap. Student is in staat om bij te dragen in het vormen van nieuwe gangbare normen, praktijken en meningen.

Samenwerken
Niveau 1

Student draagt bij aan het gezamenlijk resultaat en aan een professionele werksfeer. Student bespreekt persoonlijke plannen en stemt deze af met het team. Student is op de hoogte van wat teamleden doen en zorgt er voor dat taken gelijkwaardig verdeeld zijn. Student maakt conflicten bespreekbaar, voert peer reviews uit en helpt peers.

Niveau 2

Student zorgt voor professionele communicatie met de direct betrokkenen. Student stelt zich coöperatief en respectvol op. Student zorgt ervoor dat de betrokkenen op de hoogte zijn van de eigen werkzaamheden.

Niveau 3

Student zorgt voor professionele communicatie met indirect betrokkenen. Student zorgt ervoor dat de belangen en waarden van alle betrokkenen meegenomen worden bij de uitvoering van de opdracht. Student helpt anderen zich ook verder te ontwikkelen.

Niveau 4

Student is in staat om strategische samenwerkingen aan te gaan/op te zetten zodat relevante partijen op de passende wijze betrokken worden rekening houdend met hun specifieke belangen en waarden.

Boodschap delen
Niveau 1

Student brengt boodschap over in de vorm van bijvoorbeeld documenten, presentaties en besprekingen. Student kiest passende opbouw/structuur om het doel te bereiken. Student reageert passend op feedback en vragen.

Niveau 2

Student sluit aan bij kennis en context van de doelgroep, onder andere met woordkeuze, middelen en taalgebruik. Student luistert actief en vraagt door om de ander te begrijpen. Student geeft opbouwende feedback.

Niveau 3

Student overtuigt betrokkenen om het draagvlak voor het doel te vergroten, met aandacht voor de context waarin de betrokkenen zich bevinden. Student maakt onderscheid tussen feiten en meningen.

Niveau 4

Student gebruikt de meningen en feiten van anderen in de onderbouwing van de boodschap. Student is in in staat om een bredere boodschap uit te kunnen dragen die verder gaat dan de eigen ideeën waarbij de boodschap niet direct in lijn is met de eigen visie en denkbeelden.

Plannen
Niveau 1

Student maakt een kortetermijnplanning voor eigen taken, zet deze in logische volgorde en houdt zich aan de planning. Student plant op basis van de beschikbare capaciteit. Student communiceert en verantwoordt verstoringen in de planning aan team.

Niveau 2

Student maakt middellangetermijnplanning voor zichzelf en het team en zet deze om in een eigen korte termijn planning met taken. Student plant op basis van de beschikbare teamcapaciteit.

Niveau 3

Student maakt een langetermijnplanning rekening houdend met de beschikbare capaciteit van het team en de direct betrokkenen.

Niveau 4

Student vertaalt de gekozen strategie en visie naar een langetermijnplanning (mogelijk meerjaren) en past deze planning aan waar nodig. Student houdt bij het maken van deze planning rekening met de beschikbare capaciteit van het team en de wensen van direct en indirect betrokkenen.

Flexibel opstellen
Niveau 1

Student houdt zich aan op de gekozen werkwijze binnen team en school. Student stelt zich meewerkend op bij lastige keuzes of onverwachte situaties en tegenslagen.

Niveau 2

Student houdt zich aan op de gekozen werkwijze binnen team, school en opdrachtgever. Student is in staat om over aannames, vooroordelen, eigen gemakken en ideeën heen te stappen en/of ter discussie te stellen. Student houdt daarbij zeker rekening met duurzaamheid en diversiteit.

Niveau 3

Student houdt zich aan de gegeven strategie. Student kan omgaan met concurrende doelen.

Niveau 4

Student houdt zich aan de gekozen strategie en is in staat om de uitvoering van de gekozen strategie bij te stellen op basis van conflicterende belangen vanuit direct en indirect betrokkenen.

Pro-actief handelen
Niveau 1

Student ziet zelf kansen op de korte termijn en onderneemt actie voor ontwikkeling van zichzelf en het team. Student herkent zelf problemen op korte termijn en onderneemt tijdig actie om deze te voorkomen of op te lossen.

Niveau 2

Student ziet zelf kansen op de middellange termijn en onderneemt actie voor ontwikkeling van zichzelf, het team en de opdrachtgever. Student herkent zelf problemen op middellange termijn en onderneemt tijdig actie om deze te voorkomen of op te lossen.

Niveau 3

Student ziet zelf kansen op de lange termijn en onderneemt actie voor ontwikkeling van direct betrokkenen. Student herkent zelf problemen op lange termijn en onderneemt tijdig actie om deze te voorkomen of op te lossen.

Niveau 4

Student ziet zelf kansen op de lange termijn en onderneemt actie voor ontwikkeling van direct en indirect betrokkenen. Student herkent zelf problemen op lange termijn en onderneemt tijdig actie om deze te voorkomen of op te lossen. Student activeert anderen om tijdig kansen te pakken en problemen te voorkomen of op te lossen.

Reflecteren
Niveau 1

Student haalt feedback op over uitgevoerd werk en functioneren. Student kijkt terug op wat goed gaat en wat beter kan. Student stelt ontwikkeldoelen op en werkt daar naar toe door actiepunten te formuleren en uit te voeren. Student herkent hoe eigen gedrag zich verhoudt tot gangbare normen, praktijken en meningen.

Niveau 2

Student reflecteert cyclisch waarbij ontwikkeldoelen, actiepunten en het functioneren van het team na verloop van tijd worden geëvalueerd en bijgesteld. Student herkent hoe perspectieven en gedrag van zichzelf en anderen impact hebben op het functioneren van het team, en laat dit zien in een reflectie.

Niveau 3

Student zoekt bij het reflecteren naar de diepere onderliggende oorzaken van zowel positieve als negatieve aspecten van het eigen gedrag op het functioneren van zichzelf en anderen. Student neemt bij de reflectie mee hoe de student en het team bijdragen aan de uitvoering van de strategie.

Niveau 4

Student evalueert hoe er door de student en het team wordt bijgedragen aan het bepalen en uitvoeren van de strategie. Student onderzoekt wat in de omgeving impact heeft op het functioneren van zichzelf en het team, brengt dit in kaart en stelt daarbij het eigen gedrag bij.